Uiteenzetting

Een uiteenzetting is een informerende tekst. Je probeert de lezer van een bepaald onderwerp iets te leren.

Inleiding

In de inleiding noem je het onderwerp. Het onderwerp moet feitelijk zijn. Dit wil zeggen: Je kan controleren of het klopt. Het hoeft niet te kloppen. Je kan in je inleiding ook een vraag- of probleemstelling opnemen. Ook deze moeten feitelijk zijn.

Middenstuk

In het middenstuk ga je de lezer zoveel mogelijk informatie geven over het onderwerp. Je geeft uitleg, oorzaken, gevolgen, uitzonderingen. De bouw van een uiteenzetting.

Bij een uiteenzetting zijn vijf verschillende structuren.

  • Vraag-antwoord structuur. Hierbij geef je in de inleiding een vraag en in het middenstuk de antwoorden. In het slot geef je meestal een samenvatting.

  • Verklaringsstructuur. Hierbij geef je in de inleiding een verschijnsel. In het middenstuk geef je kenmerken, voorbeelden, oorzaken en effecten. In het slot geef je een samenvatting en een mogelijke toekomstverwachting.

  • Probleem-oplossing structuur. Hierbij geef je in de inleiding een probleem. In het middenstuk leg je vervolgens uit waarom dat een probleem is en geef je de oorzaken en gevolgen. In het slot geef je de oplossing.

  • Onderzoeks structuur. Hierbij geef je in de inleiding het onderwerp van het onderzoek. In het middenstuk geef je nadere uitleg over de uitvoering en geef je de resultaten. In het slot trek je de conclusie.

  • Verleden, heden, toekomst structuur. Hierbij introduceer je het onderwerp in de inleiding. In het middenstuk noem je hoe het vroeger, nu en in de toekomst zal zijn. In het slot geef je de conclusie.

De verschillende manieren om een slot te maken staan hierboven al genoemd. Het ligt er aan welke structuur je gebruikt.

Je ziet dat deze structuren vrijwel overeenkomen met die van een beschouwing. Het doel van een beschouwing is echter de lezer aan het denken zetten.