Het examen "Schrijven"

Schrijven

Zoals bij het examen Spreken en Gesprekken voeren kan het zijn dat je een door de school zelf samengesteld examen krijgt of een z.g. Toa-examen of Deviant.

Voor niveau 2F krijg je dan drie opdrachten, voor 3F twee opdrachten. De opdrachten voor 2F zijn wat korter dan die voor 3F.

Bij 2F kun je bijvoorbeeld de opdracht krijgen om een formulier in te vullen, een memo te schrijven, een advertentie samen te stellen maar ook een e-mail, een verslag of een uitnodiging schrijven.

Bij 3F kan de opdracht zijn om een betoog te schrijven, maar ook een verslag, een artikel, een zakelijke brief of e-mail, een podcast.

Ook bij dit examen geldt dat je bij de examens die door de opleiding zijn samengesteld vaak een onvoldoende (0) voor een bepaald aspect kunt compenseren met een “Goed (2)” voor een ander aspect. Bij de TOA-examens is dat niet het geval. Als je voor een bepaald aspect een onvoldoende scoort, is je eindcijfer maximaal en 5,4.

Dit examen lijkt wat inhoud betreft veel op het examen “Spreken”, maar bij dit examen zijn de opdrachten niet van te voren bekend. Je kunt ze daarom ook niet echt thuis voorbereiden.

Het examen wordt bij een aantal aspecten op dezelfde manier beoordeeld als het examen “Spreken”.

1. Samenhang;

2. Afstemming op doel;

3. Afstemming op publiek;

4. Woordenschat en woordgebruik;

5. Spelling, interpunctie en grammatica.

6. Leesbaarheid

Je ziet dat de laatste twee aspecten anders zijn. Logisch natuurlijk want nu wordt je schrijfvaardigheid beoordeeld.

De beoordeling:

Allereerst kijkt de beoordelaar of je voldaan hebt aan de zogenaamde 80%- norm. Als je minder dan 80% van de gevraagde inhoud hebt gerealiseerd wordt het examen niet verder beoordeeld en krijg je het cijfer 1. Dat is bijvoorbeeld het geval als je van de drie opdrachten bij niveau 2F er maar twee gemaakt hebt.

Heb je wel aan deze preconditie voldaan dan wordt het examen beoordeeld op de vijf hierboven genoemde aspecten.

Samenhang

Dit zijn de eisen:

2F: Gebruikt veelvoorkomende verbindingswoorden (als, hoewel) correct.

De tekst bevat een volgorde; inleiding, kern en slot.

Kan alinea’s maken en inhoudelijke verbanden expliciet aangeven.

Maakt soms nog onduidelijke verwijzingen en fouten in de structuur van de tekst.

3F: De gedachtelijn is in grote lijnen logisch en consequent met hier en daar een niet hinderlijk zijspoor. Relaties als oorzaak en gevolg, voor- en nadelen, overeenkomst en vergelijking, zijn duidelijk aangegeven.

Verband tussen zinnen en zinsdelen in samengestelde zinnen is over het algemeen goed aangegeven door het gebruik van juiste verwijs- en verbindingswoorden.

Alinea’s zijn verbonden tot een coherent betoog.

De beoordelaar kijkt bij dit aspect naar een logische opbouw: is de gedachtegang goed te volgen? Heeft de tekst een inleiding, een kern en een slot? Is er een logische overgang tussen de alinea’s? Worden ook binnen de alinea’s goede verwijs- en verbindingswoorden gebruikt?

Maak niet te lange zinnen. Teksten zijn over het algemeen heel goed te lezen bij tien tot 15 woorden per zin. Wissel de zinslengtes wel af.

Schrijf geen afkortingen en pas op met het gebruik van cijfers. (Ik ben vandaag maar 1 keer bang geweest i.t.t gisteren, toen had ik 5 van die momenten.)

Verbanden tussen alinea’s kun je aangeven met zinnen als: zoals hierboven besproken, zoals eerder vermeld, nu ik de voordelen op een rijtje heb gezet, gaan we kijken naar de nadelen, in de vorige alinea heb ik geschreven over, enz. Het lijkt soms of je wel erg veel woorden moet gebruiken op deze manier, maar de meeste woorden zijn voor je lezer. Je schrijft je tekst voor degene die het leest en als je veel samenhang in je tekst aanbrengt, ligt er een prettig te lezen tekst voor je lezer.

Verbanden in zinnen geef je aan met signaalwoorden zoals: daarom, omdat, en, of, want, daardoor enz. En als er bijvoorbeeld drie voordelen zijn voor het gebruik van nieuwe computers, dan maak je de tekst samenhangend door dit ook te benoemen met woorden als allereerst, verder, ten derde of ten eerste, daarnaast en tot slot.

Voor meer informatie: https://www.youtube.com/watch?v=9FVVze_BQCI (klik)

Afstemming op doel

Dit zijn de eisen:

2F: Kan in teksten met een eenvoudige lineaire structuur trouw blijven aan het doel van het schrijfproduct.

3F: Kan verschillende schrijfdoelen hanteren en in een tekst combineren: informatie vragen en geven, mening geven, overtuigen, tot handelen aanzetten.

Kan opbouw van de tekst aan het doel van de tekst aanpassen.

Bij dit aspect wordt gekeken of je inhoudelijk aan de opdracht hebt voldaan. Bij een betoog bijvoorbeeld. Staat in de inleiding je standpunt? Staan het gevraagde aantal argumenten, tegenargumenten en weerleggingen in de tekst. Worden die argumenten voldoende toegelicht? Sluit je af met een conclusie?

Tip: Met voorbeelden kun je bepaalde situaties duidelijker uitleggen dan met een abstracte uitleg.

Kijk ook eens naar https://www.youtube.com/watch?v=XVEHX-KzcfU (klik)

Afstemming op publiek

Dit zijn de eisen:

2F: Past het woordgebruik en toon aan het publiek aan.

3F: Kan schrijven voor zowel publiek uit de eigen omgeving als voor een algemeen lezerspubliek (bijvoorbeeld instanties, media).

Past register consequent toe: het taalgebruik past binnen de gegeven situatie en is consistent in toon,

doel, genre.

Kijk goed in de opdracht voor wie je schrijft. Wie is/zijn je lezer(s)? Als je dat weet, weet je ook of je u(w) of je (jullie) moet schrijven.

Let goed op de aanhef van een zakelijke brief of e-mail. Geachte Nederlandse Spoorwegen is fout.

Kies voor “Geachte heer/ mevrouw of voor Geachte meneer …. of Geachte mevrouw ….”.

Zorg ook voor een correcte afsluiting met slotgroet.

Pas op met jongerentaal of chattaal. W8 maar even is fout.

Woordenschat en woordgebruik

Dit zijn de eisen:

2F: Varieert het woordgebruik, fouten met idiomatische uitdrukkingen komen nog voor.

3F: Brengt variatie in woordgebruik aan om herhaling te voorkomen.

Woordkeuze is meestal adequaat, er wordt slechts een enkele fout gemaakt.

Net als bij het examen Spreken gaat het hierbij zowel bij niveau 2F als 3F om de productieve woordenschat, de woorden, uitdrukkingen, gezegdes, spreekwoorden en vergelijkingen die je gebruikt. Probeer daarbij te variëren. Niet en toen ….. en toen …. Let ook op het goed gebruik van de voorzetsels. Kijk ook uit bij het woordje “dus”, vervang dat af en toe door “daarom”.

Spelling, interpunctie en grammatica

Dit zijn de eisen:

2F: Vertoont een redelijke grammaticale beheersing. Plaatst hoofdletters aan het begin van een zin en sluit de zin af met een punt, vraagteken of uitroepteken. Hoofdletters bij eigennaam en directe rede. Trema.

3F: Toont een betrekkelijk grote beheersing van de grammatica. Incidentele vergissingen,

niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen nog voorkomen,

Leestekens punt, komma, vraagteken, dubbele punt. Aaneenschrijven van woorden.

Zoals je ziet bestaat dit aspect uit drie onderdelen. Wanneer twee van de drie onderdelen onvoldoende zijn is dit aspect onvoldoende.

Tip: als je niet meer weet hoe een woord geschreven moet worden probeer dan een synoniem te vinden, bijvoorbeeld stoep in plaats van trottoir.

Leesbaarheid

Dit zijn de eisen:

2F: Gebruikt titel en tekstkopjes.

Heeft bij langere teksten (meer dan twee A4) ondersteuning nodig bij aanbrengen van de lay-out.

3F: Geeft een heldere structuur aan de tekst, gebruikt witregels, marges en kopjes.

Bij leesbaarheid kijkt de beoordelaar niet of je tekst moeilijk te lezen is door het aantal fouten dat je hebt gemaakt. Dat valt onder het aspect spelling, interpunctie en grammatica. Hier gaat het om de lay-out.

Bij een zakelijke brief let de beoordelaar op de volgende indeling:

naam afzender

straatnaam/postbus nr.

postcode woonplaats

plaats, datum

naam geadresseerde

t.a.v. ………

straatnaam/postbus nr.

postcode woonplaats

Betreft: ----------------------------

Aanhef,

Inhoud van de brief -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Afsluiting,

Ondertekening

(Bijlagen:-----------------------------)

Aanhef:

Geachte heer (----------),

Geachte mevrouw (----------),

Geachte heer/mevrouw, Let op de komma!

Betreft:

Hier schrijf je waarover je brief gaat, bijv.

Betreft: Uw brief van 16 jan. jl.

Betreft: sollicitatie

Betreft: klacht over een bij U gekochte cd-speler

Kern van de brief:

Let hier op indeling in inleiding/kern/slot, alinea-indeling, schrijffouten, verzorging.

Afsluiting:

Hoogachtend,

Met vriendelijke groet, Let weer op de komma!

In een zakelijke e-mail mag je beginnen met de aanhef omdat alle conventies daarboven al in de kop van de e-mail zitten.

Voor elke tekst zijn een paar zaken belangrijk:

1. Schrijf altijd een kop of aanhef boven de tekst;

2. Denk aan de witregel na de kop/aanhef;

3. Verdeel je tekst in alinea’s met een witregel na elke alinea;

4. Schrijf altijd je naam in of onder de tekst, zeker bij een tekst die in de ik-vorm geschreven is;

5. Ook een witregel na de tekst, voor de afsluiting of voor de ondertekening.

Voorbeeld van een examen Schrijven dat is samengesteld door de opleiding: https://www.youtube.com/watch?v=-L-vtMyEoaQ (klik)

Hoe schrijf je een goede inleiding: https://www.youtube.com/watch?v=wQx0Mh4xDDc

Inleiding middenstuk slot: https://www.youtube.com/watch?v=K4zli32FRSk

Betoog schrijven: https://www.youtube.com/watch?v=UHoQz7zIjN8

Van informatie naar hoofdgedachte en tekststructuur: https://www.youtube.com/watch?v=K0yMKENHUVw