Spreekvaardigheid - spreekbeurt

Guido Weijers (cabaretier): Spreekbeurt over kippen

De voorbereiding

Hieronder volgen de stappen die je moet maken om je spreekbeurt goed voor te bereiden.

Spreekschema

Maak een spreekschema. In je spreekschema geef je aan wat je wanneer zegt en welke hulpmiddelen je gebruikt (bord, overhead, beamer.). De basis voor het spreekschema vormt je verhaal. In feite is het schema niet meer dan een soort uittreksel van je spreekbeurt, waarin je met trefwoorden aangeeft wat je gaat vertellen. Daarnaast gebruik je (eigen) symbolen om aan te geven hoe je het gaat vertellen. Schrijf de tekst niet volledig uit, het gevaar dat je dan gaat "lezen" is erg groot.

Dit spreekschema moet je ook voordat je met je spreekbeurt begint inleveren bij je docent. Zorg er dus voor dat je het in tweevoud hebt.

Selectie

Bedenk dat het onmogelijk is om "alles" in detail te behandelen. Je moet dus selecteren wat je wel en niet aan de orde laat komen. Ga daarbij steeds uit van de hoofdvraag of de kern van je spreekbeurt en vraag je af wat nieuwe informatie toevoegt aan het beantwoorden daarvan.

Vergeet niet dat je met extra beeld- of tekstmateriaal je spreekbeurt kunt verlevendigen.

Planning en structuur

Tijdsverdeling

Verdeel de beschikbare tijd over de inleiding, de verschillende deelonderwerpen, het slot en reserveer ruimte voor eventuele vragen.

Inleiding

Zorg er voor dat je de aandacht van je publiek krijgt en houd er rekening mee dat je publiek tijdens de inleiding gelegenheid moet krijgen om "in het verhaal" te komen. Begin niet direct met een stortvloed van informatie, maar bedenk een pakkende openingszin. Zo weet je zeker dat je de aandacht van je publiek hebt als je belangrijke informatie presenteert.

Afsluiting

Herhaal de hoofdpunten van je verhaal en schrijf je slotzin, je conclusie of je antwoord op de centrale vraag volledig uit in je spreekschema, zodat je presentatie niet als een nachtkaars uitgaat.

Hulpmiddelen

Tijdens de voorbereiding van een spreekbeurt komt ook de vraag aan de orde welke hulpmiddelen je gebruikt, op welke manier, met welk doel en op welk moment. Gebruik hulpmiddelen uitsluitend als ondersteuning, nooit als vervanging van een deel van je presentatie. Geen enkele slecht voorbereide voordracht is te redden met fullcolour sheets, spetterende geluidseffecten of professionele hand-outs. Wel kunnen hulpmiddelen je helpen bepaalde onderdelen van je spreekbeurt te verduidelijken of meer nadruk te geven. Een goed gebruik ervan zorgt voor afwisseling en helpt de aandacht van je publiek vast te houden.

Hier worden de belangrijkste voor- en nadelen van bord en overhead behandeld:

voordelen nadelen

bord Bijna altijd beschikbaar Tijdens het schrijven heb

je geen oogcontact met

het publiek

overhead Goed voor te bereiden Je moet een overhead

Vooral geschikt voor steeds aan en uit zetten, de projector

"plaatjes". aan laten leidt te veel af.

Beter is het om te werken met de beamer. Je kunt dan alles op de computer zetten en dat dan laten zien. Let er wel op dat de kleuren op je monitor heel anders kunnen overkomen dan op het scherm. (uitproberen!!). Let dus op het contrast achtergrond - tekst (of plaatjes).

Tips bij gebruik van hulpmiddelen

* Controleer ieder hulpmiddel vooraf. Zorg dat het boord schoon is, de overhead scherp is gesteld en je sheets ook achterin de zaal leesbaar zijn. Zorg ervoor dat de cassetteband of videoband op de juiste plaats staat en dat filmpjes die gedownload hebt ook op de beamer werken.

* Praat nooit tegen het bord of scherm, maar tegen het publiek!

* Laat geen informatie in het zicht die je nog niet of niet meer nodig hebt.

* Wissel hulpmiddelen af, het geeft je aanleiding meer te bewegen.

* Alles met mate!! Let er op: je spreekvaardigheid wordt beoordeeld. Het spreken moet dus voorop staan. Filmpjes, muziekstukjes e.d. mogen maar 1/5 deel van je spreekbeurt uitmaken.

Afsluiting van de voorbereiding

Try-out

Oefen je verhaal altijd minstens een keer hardop, voor de spiegel, met een cassetterecorder of voor een paar huisgenoten die je ook om feedback vraagt. Je hebt zo de kans te ontdekken hoe je verhaal overkomt, of je gemakkelijk kunt formuleren en of er nog dingen zijn die je wilt bijstellen. Het geeft je ook de mogelijkheid om te presentatie te timen. Zorg ervoor deat je weet hoe computer, beamer e.d werken.

De presentatie klik hier voor de presentatie van Hans Teeuwen

Expressieve vaardigheden

Expressieve vaardigheden gebruik je om je spreekbeurt te ondersteunen en te verlevendigen. Natuurlijk gaat het er uiteindelijk om wat je vertelt, maar de manier waarop je het vertelt, bepaalt of je publiek na afloop enthousiast en tevreden is.

Oogcontact

Kijk de luisteraars regelmatig aan, dat houdt de aandacht vast en je komt zekerder over. Als je rondkijkt, zie je ook hoe je publiek reageert.

Gebaren

Gebaren kunnen je verhaal levendiger maken en je bedoeling benadrukken. Daardoor houd je de aandacht van het publiek beter vast. Je hoeft je gebaren niet in te studeren, meestal gebruik je ze automatisch. Zeker als je eenmaal door je eerste zenuwen heen bent.

Houding

Je lichaamshouding vormt voor een groot deel je lichaamstaal. Een te ontspannen houding geeft snel de indruk dat het onderwerp je verveelt, een gespannen houding kan je publiek doen denken dat je onvoldoende bent voorbereid. Ga niet de hele tijd met je handen op je rug staan of met je handen in je broekzakken.

Mimiek

Je mimiek ondersteunt en verlevendigt je spreekbeurt en is ook hulpmiddel om de aandacht van het publiek vast te houden. Probeer je enthousiasme voor je onderwerp over te brengen. Let erop dat je niet voortdurend glimlacht, dat maakt het voor het publiek moeilijk je spreekbeurt serieus te nemen. Oefen zonodig vooraf voor de spiegel.

Stemgebruik

Een goed stemgebruik zorgt ervoor dat je betoog duidelijk, verstaanbaar en helder overkomt. De stem een belangrijk communicatiemiddel. De volgende onderdele worden beoordeeld:

* Tempo en timing

Een goed spreektempo is essentieel om de luisteraar de gelegenheid te geven de spreekbeurt te volgen. Meestal is het voldoende om net iets langzamer te spreken dan je gewend bent, dat geeft het publiek de gelegenheid om mee te denken. Het nemen van een adem-/spreekpauze op het juiste moment kan een rustpunt zijn, zowel voor de spreker als voor het publiek. Even pauzeren legt de nadruk op een zin of uitspraak die daarop volgt, timing is dus ook een belangrijk expressiemiddel. Neem pauzes in je spreekschema op.

* Volume en intonatie

Door variatie aan te brengen in volume en toonhoogte wordt je presentatie afwisselender en is het gemakkelijker om informatie over te brengen. Een afwisselende intonatie bepaalt voor een belangrijk deel of het publiek geboeid blijft door een spreekbeurt. Probeer, door sommige woorden extra te benadrukken, je intonatie te verbeteren.

* Articulatie

Goed articuleren vereist oefening, maar het verhoogt de duidelijkheid en verstaanbaarheid van wat je zegt. Articulatie zorgt ook voor een betere intonatie en mimiek en ontlast de stembanden. In het algemeen verbetert je articulatie als je je mond iets verder open doet dan je gewend bent en je wat langzamer spreekt. Articulatie heeft ook met je houding te maken, als je rechtop staat en je publiek aankijkt, is het gemakkelijker om duidelijk verstaanbaar te spreken.

Taalgebruik

Hieronder volgt een aantal richtlijnen die in het algemeen het taalgebruik kunnen verbeteren.

Duidelijkheid

Vermijd termen als: "ongeveer", "of zo", "en zo", "vaak" en "weinig". Geef precieze omschrijvingen, aantallen en opsommingen. Vaagheden geven snel de indruk dat je zelf ook niet precies weet waar je het over hebt en leiden snel de aandacht af.

Maak liever geen gebruik van jargon of specialistentaal, hoe verleidelijk het ook is omdat je deskundig en wetenschappelijk wilt overkomen. Gebruik termen die maar voor één uitleg vatbaar zijn, licht minder bekende begrippen toe.

Informatiedichtheid

Geef niet te veel nieuwe informatie tegelijk en koppel nieuwe informatie steeds aan bekende informatie. Het is van belang je te realiseren dat je publiek meestal minder kennis heeft over het onderwerp dan jijzelf. Stem de opbouw van je spreekbeurt daar op af en ondersteun je betoog met herkenbare voorbeelden.

Woord- en zinslengte

Houd er rekening mee dat gesproken tekst moeilijker te volgen is dan een tekst die je leest. Gebruik korte zinnen, duidelijke verwijzingen een eenvoudige zinsconstructies.

Interactie met het publiek

Vragen

1) Oogcontact houden

Na je spreekbeurt mogen de leerlingen vragen stellen.

Geef de vragensteller het woord. Wacht rustig tot deze helemaal is uitgesproken. Dat lijkt vanzelfsprekend maar veel sprekers denken na een paar woorden al te begrijpen waar het over gaat en vallen de ander in de rede met een antwoord. Dat leidt snel tot spraakverwarring en misverstanden.

2) Aandacht voor de vragensteller

Toon waardering voor de vraag of opmerking. Besteed aandacht aan de vraag, herhaal hem in je eigen woorden en geef een serieus antwoord. Besteed vooral aandacht aan de positieve aspecten van de vraag. Controleer of de vraag zo beantwoord is.

3) Schuld bij jezelf leggen

Het kan voorkomen dat je het antwoord op een vraag niet weet. Geef dat dan toe. Niemand verwacht dat je alles weet. Bied eventueel aan het antwoord op te zoeken. Als de vragensteller iets niet begrepen of gemist heeft, leg dan altijd de schuld bij jezelf: blijkbaar heb je het niet goed uitgelegd. Geef in geen geval de vragensteller de indruk dat hij dom is. Vraag altijd of de vraag naar tevredenheid is beantwoord.