Woordspeling
Een woordspeling gebruik je om een grappig effect te bereiken.
Bij een woordspeling worden één of meer woorden in twee betekenissen tegelijk gebruikt.
Mensen die gestoord willen worden, zijn het meestal al.
De spaarlamp werpt nieuw licht op de techniek.
Zijn drukwerk maakte de stilte niet minder drukkend.
De duiker was diep gezonken.
Word bokser: meer kans op slagen.
Ik herken je niet, maar kan je wel thuis brengen.
Hij was dun van haar, zij dik van hem.
Oefeningen: